In mei 2005 werd de commissie een restitutieverzoek voorgelegd met betrekking tot een bijzonder gebruiksvoorwerp: een zilveren kidoesjbeker met Hebreeuwse inscriptie uit de NK-collectie (NK 3519). De beker is op de omslag afgebeeld. Met het woord kidoesj, dat letterlijk heiliging betekent, wordt in de joodse traditie de zegening aangeduid die wordt uitgesproken over een glas wijn ter gelegenheid van het begin en de afsluiting van de sjabbat en bij andere feestdagen en plechtigheden. De beker had volgens Bureau Herkomst Gezocht mogelijk toebehoord aan de overgrootvader van verzoeker. Gezien de leeftijd van verzoeker, die mede namens vier andere nakomelingen van zijn overgrootvader optrad, heeft de commissie het verzoek met voorrang behandeld.
Onderzoek had uitgewezen dat de beker deel uitmaakte van een zending gouden en zilveren sieraden en andere objecten, die tijdens de oorlog van Nederlandse, voornamelijk joodse, gevangenen waren geroofd en in 1946 werden gerecupereerd. De beker was in de NK-collectie opgenomen, maar de betekenis van de inscriptie was niet eerder onderzocht. Eind december 2004 verrichtte mevrouw Kröger, medewerkster bij het Joods Historisch Museum te Amsterdam, onderzoek naar de kidoesjbeker en de inscriptie naar aanleiding van de publicatie van een afbeelding van de beker in een deelrapportage van Bureau Herkomst Gezocht. De vertaling luidde als volgt:
—De heilige gemeente Oud-Beijerland
Aan de geliefde Heer Zwi, zoon van de heer Uri
—-Toen hij tachtig werd
—-Niesan [5]649 (=1889)
Op grond daarvan concludeerde mevrouw Kröger het volgende. In joodse kring wordt de naam Zwi ook wel als Hartog weergegeven en staat de naam Uri gelijk aan Philip. Hartog Koopman sr. was een zoon van Philip Koopman en vierde in april 1889 zijn tachtigste verjaardag. Hij was een prominent lid van de Israëlitische Gemeente van Oud-Beijerland en was in het dorp tevens een bekend middenstander. Ook had hij de Israëlitische Gemeente enkele synagogale objecten geschonken. Hoogstwaarschijnlijk was Hartog Koopman sr. degene die door de joodse gemeenschap van Oud-Beijerland werd aangeduid als Zwi, zoon van Uri en het geclaimde voorwerp in april 1889 van de Israëlitische Gemeente van Oud-Beijerland ontving als blijk van waardering.
De commissie nam deze conclusie over en merkte derhalve Hartog Koopman sr. aan als eerste eigenaar van de geclaimde kidoesjbeker. Uit het onderzoek kwam echter niet met zekerheid naar voren wie van zijn twaalf kinderen de beker erfde, toen Hartog Koopman sr. overleed in 1892. Ook over de vraag aan wie de beker toebehoorde rond 1940, hetgeen van belang is in verband met een eventuele restitutie, verschaftte het onderzoek geen duidelijkheid. Mogelijk was dit, zoals verzoeker stelde in het restitutieverzoek, de kleinzoon van Hartog Koopman sr., die Hartog Koopman jr. werd genoemd. Hartog Koopman jr. werd in 1943 te Sobibor met vrouw en drie kinderen om het leven gebracht. In ieder geval achtte de commissie aannemelijk dat de kidoesjbeker binnen de familie was doorgegeven, aangezien dergelijke bekers als familiestuk gelden. De commissie besloot de vraag wie van de kinderen in 1940 eigenaar was van de beker in het midden te laten en het verzoek tot teruggave toe te wijzen aan verzoekers ten behoeve van alle nakomelingen van Hartog Koopman sr. De commissie overwoog daarbij dat aannemelijk was dat de beker als gevolg van vervolging door het naziregime uit handen van de familie was geraakt en dus onvrijwillig was verloren.
In de vergadering van 3 april 2006 adviseerde de commissie tot teruggave van de kidoesjbeker aan verzoeker en aan degenen namens wie de claim werd ingediend, ten behoeve van de erven van Hartog Koopman sr. De staatssecretaris nam het advies over bij beslissing van 23 mei 2006, zoals aangevuld bij beslissing van 13 november 2006.