De procedure
De commissie heeft het adviesverzoek van de minister van 9 november 2009 betreffende de claim van verzoekers I aanvankelijk ondergebracht in de zaak RC 1.115. Naast de Gubbio-schaal (NK 615) betrof dit restitutieverzoek nog enkele andere kunstvoorwerpen.
De commissie heeft in het kader van dit adviesverzoek een onderzoek naar de feiten uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek heeft de commissie bij brief van 11 juli 2011 de erven van Fritz Gutmann (verzoekers II) benaderd om informatie te vragen over de aard van het bezitsverlies van onder meer de Gubbio-schaal (NK 615). Hierop hebben zij bij brief van 28 juli 2011 laten weten geen informatie te hebben. Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers II op 11 augustus 2011 eveneens een claim op NK 615 uitgebracht.
Naar aanleiding van deze tweede (aanvankelijk concurrerende) claim heeft de commissie besloten het dossier RC 1.115 te splitsen in twee dossiers. De vier kunstvoorwerpen die uitsluitend door verzoekers I werden geclaimd, werden ondergebracht in dossiernummer RC 1.115-A, waarover de commissie op 19 december 2011 advies uitbracht. De advisering over de twee restitutieverzoeken van NK 615 werden ondergebracht in dossiernummer RC 1.115-B, waarover hieronder het advies van de commissie volgt.
Bij brief van 19 december 2011 heeft S.G. (verzoekers II) gemeld dat hij in de onderhavige zaak in het vervolg tevens optreedt als vertegenwoordiger van verzoekers I. Na vragen hierover van de kant van de commissie hebben verzoekers I dit bevestigd bij brief van 14 maart 2012, van hun vertegenwoordiger tot op dat moment, O.S. Ossmann te Winterthur, Zwitserland. Tevens heeft S.G. bij brief van 14 maart 2012 een en ander nader toegelicht. S.G. treedt derhalve in deze procedure vanaf 19 december 2011 op in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van verzoekers I alsmede van verzoekers II (verzoekers I en II hierna tezamen ook: verzoekers).
De commissie heeft haar onderzoek in deze zaak neergelegd in een conceptonderzoeksrapport dat bij brieven van 9 december 2011 aan verzoekers I, verzoekers II en aan de minister is toegestuurd. Bij brief van 17 januari 2012 hebben verzoekers I en II inhoudelijk gereageerd op het conceptrapport. De minister heeft op 20 januari 2012 laten weten geen aanvullende feiten onder de aandacht van de commissie te willen brengen.
De commissie heeft in het kader van het feitenonderzoek op 20 april 2012 prof. dr. R.E.O. Ekkart, directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD), om zijn expertise gevraagd, naar aanleiding waarvan deze een rapport heeft opgesteld. De commissie heeft dit rapport bij brief van 1 juni 2012 ter informatie aan verzoekers toegestuurd, waarop verzoekers bij brief van 5 juni 2012 hebben gereageerd. Het onderzoeksrapport is vastgesteld op 18 juni 2012. Voor de feiten in deze zaak verwijst de commissie naar het onderzoeksrapport.