Samenvatting advies inzake Budge
De Restitutiecommissie heeft het verzoek beoordeeld van de gezamenlijke erfopvolgers van Emma Budge (1852-1937) tot teruggave van twee zoutvaten door kunstenaar Johannes Lutma (1584-1669). Uit onderzoek door het Expertisecentrum Restitutie (ECR) is naar voren gekomen dat de zoutvaten afkomstig zijn uit de particuliere collectie van de Joodse Emma Budge. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat haar erfgenamen het bezit van de zoutvaten na 1933 in Duitsland onvrijwillig zijn kwijtgeraakt.
Vast staat dat de zoutvaten op een onbekend moment deel zijn gaan uitmaken van de kunstverzameling van het echtpaar Budge uit Hamburg. Emma Budge had na de machtsovername door de nazi’s een aantal wilsbeschikkingen gemaakt met betrekking tot de bestemming en verkoop van haar kunstverzameling, waaraan de executeurs-testamentair na haar dood in 1937 geen uitvoering hebben kunnen geven. Tegen haar aanwijzingen in zijn de zoutvaten, samen met een gelijk lijkend paar zoutvaten, onder de hamer gekomen bij het inmiddels ‘geariseerde’ veilinghuis van Paul Graupe in Berlijn. De twee paar zoutvaten werden aangekocht door een niet nader identificeerbare persoon genaamd ‘Graetzer’.
Vervolgens zijn de zoutvaten achtereenvolgens in handen gekomen van de antiquair A. Vecht te Amsterdam, kunstverzamelaar H.P. Doodeheefver te Hilversum en kunst- en antiekhandel Firma D. Katz te Dieren. Hierna zijn de kunstwerken in bezit gekomen van W.J.R. Dreesmann. Deze zakenman en verzamelaar bracht een grote collectie van aan Amsterdam gerelateerde cultuurgoederen bijeen. In maart 1960 zijn de twee paar zoutvaten bij veilinghuis Frederik Muller in Amsterdam gekocht door de Gemeente Amsterdam. Deze verkocht één paar zoutvaten aan de Staat ten behoeve van het Rijksmuseum Amsterdam, waar het paar zich op dit moment bevindt. Het Amsterdam Museum kreeg het andere paar zoutvaten van de gemeente in bruikleen.
Nu Emma Budge en haar erfgenamen wegens hun Joodse afkomst tot een vervolgde bevolkingsgroep behoorden en het bezitsverlies tijdens het naziregime heeft plaatsgevonden, dient de commissie op grond van criterium 3.1 van het te hanteren beoordelingskader aan te nemen dat het bezitsverlies onvrijwillig was, tenzij nadrukkelijk anders zou blijken. De door Emma Budge doorgevoerde wijzigingen in haar testament kunnen niet los gezien worden van de politieke verhoudingen in Duitsland en de opkomst van het naziregime. Door de druk die op de executeurs-testamentair is uitgeoefend – waardoor hun handelwijze sterk afweek van hetgeen het testament van Emma Budge beoogde – was het laten veilen van de zoutvaten geen vrije keuze. Daarnaast is het aannemelijk dat de erven Budge door de forse anti-Joodse maatregelen niet vrij over de opbrengst van de veiling konden beschikken. Het bezitsverlies was dan ook niet vrijwillig.
De commissie heeft de Staatssecretaris Cultuur en Media geadviseerd het paar zoutvaten door Johannes Lutma dat zich op dit moment in het Rijksmuseum Amsterdam bevindt te restitueren aan de gezamenlijke erfopvolgers van Emma Budge.