Objectgegevens en gegevens op de achterzijde van de Tekening
Het restitutieverzoek heeft betrekking op de tekening Twee vrouwenhoofden, een pentekening met bruine inkt, gedateerd 1400-1500, van een anonieme maker. De Tekening maakt deel uit van de Rijkscollectie en bevindt zich op dit moment onder inventarisnummer RP-T-1947-25 in de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam.
Herkomstgeschiedenis van de Tekening
Het staat vast dat de Tekening deel heeft uitgemaakt van de Collectie Feldmann. De laatst bekende eigenaar voorafgaand aan Arthur Feldmann is Adalbert Freiherr von Lanna te Praag. Een deel van zijn verzameling, waaronder de Tekening, werd op 22 mei 1911 geveild bij Rudolph Lepke in Berlijn. Wanneer Arthur Feldmann de Tekening heeft verworven is onbekend omdat zijn administratie door de Gestapo is geconfisqueerd. Tijdens de veiling van H. Gilhofer & H. Ranschburg te Luzern in 1934 is de Tekening voor de eerste keer in de verzameling van Arthur Feldmann gesignaleerd.
Veiling H. Gilhofer & H. Ranschburg, Luzern 1934
Als gevolg van de verslechterde economische omstandigheden in de jaren dertig zag Arthur Feldmann zich genoodzaakt een deel van zijn kunstcollectie ter veiling aan te bieden. Op 28 juni 1934 kwam een selectie van de Collectie Feldmann onder de hamer op een veiling van H. Gilhofer & H. Ranschburg in Luzern, Zwitserland. Op de voorzijde van de veilingcatalogus staat prominent een afbeelding van de Tekening. Het onder nummer 177 in de catalogus omschreven werk ‘Winkler Master’ kan worden geïdentificeerd als de Tekening, die deel uitmaakte van de Collectie Feldmann. Uit een handgeschreven aantekening in de catalogus blijkt tevens dat de Tekening tijdens de veiling onverkocht bleef. Er is geen reden om aan te nemen dat de Tekening niet behoorde tot de groep tekeningen die na afloop van de veiling aan Arthur Feldmann is geretourneerd.
De Tekening tussen 1934 en 1946
Bij het onderzoek is geen documentatie gevonden over de Tekening in de periode tussen 1934 en 1946. Het is dan ook niet bekend hoe en wanneer de Tekening uit het bezit van Arthur Feldmann is geraakt. Volgens verklaringen van Karl Feldmann uit 1966 respectievelijk Hans Hofmann, een neef van Gisela Feldmann-Hofmann, uit 2000 zou Arthur Feldmann na de veiling van 1934 geen tekeningen meer hebben verkocht en evenmin tekeningen hebben overgebracht naar het buitenland. Volgens Karl Feldmann had Arthur Feldmann juist zijn collectie uitgebreid. In de periode 1934 tot 1947 zijn wel andere kunstwerken uit de Collectie Feldmann opgedoken. Uit documentatie blijkt dat ook na de veiling van 1934 tekeningen uit de Collectie Feldmann van eigenaar zijn gewisseld. Er zijn aanwijzingen dat het echtpaar Hilda en Victor Haida (New York) kort na de veiling in 1934, althans midden dertiger jaren zeven tekeningen uit de Collectie Feldmann heeft aangekocht. Veilinghuis Christie’s vermeldt onder meer het volgende over het echtpaar Haida en zijn betrekking tot Brno en de Collectie Feldmann:
It was on one of these visits that the Haidas acquired the Rembrandt Strolling Couple, with six other drawings, which came from the collection of Brno lawyer Dr Arthur Feldmann. The drawings are recorded in the Haida’s collection in New York from the mid-1930s. […]. The family did not return to Europe until 1947.
De Tekening behoorde echter niet tot de hiervoor genoemde zeven tekeningen.
Tevens is bekend dat de Tekening geen deel uitmaakte van de tekeningen die in 1942 onder beheer kwamen van het Moravisch Museum te Brno; de Tekening heeft geen monogram of inventarisnummer van het Moravisch Museum op de keerzijde. Bovendien zijn alle door Rosorius aan het Moravisch Museum verkochte tekeningen in 2003 gerestitueerd aan de erfgenamen van Arthur Feldmann.
De Tekening maakte evenmin deel uit van de 32 tekeningen waarvoor Karl Feldmann toestemming voor uitvoer had aangevraagd, voorafgaand aan zijn vlucht naar Palestina met Otto Feldmann.
De Tekening vanaf 1946
Veiling bij Sotheby & Co, Londen 1946
Op 16 oktober 1946 zijn bij een veiling bij Sotheby’s & Co in Londen 95 tekeningen ingebracht door advocatenkantoor Bennett & Bennett. Deze tekeningen waren afkomstig uit de Collectie Feldmann. In de veilingcatalogus zijn de tekeningen verdeeld over de lotnummers 40 tot en met 88. Het advocatenkantoor Bennett & Bennett stond geregistreerd op de Kanaaleilanden. Onderzoek heeft niet uitgewezen wie de personen achter dit advocatenkantoor waren of namens wie Bennett & Bennett de lotnummers 40-88 heeft aangeboden. Wel is door onderzoek bekend geworden dat de door de nazi’s bezette Kanaaleilanden tijdens en ook na de oorlog bekend stonden als doorvoerplaats van geroofde kunst.
Ondanks dat niet kan worden uitgesloten dat de Tekening deel uitmaakte van de op de veiling ingebrachte tekeningen, is de kans daarop klein. Van de 48 lots aangeduid als ‘The Property of a Collector’ bestaan 28 lotnummers uit twee of meer tekeningen. Hiervan zijn niet alle tekeningen individueel omschreven; sommige worden aangeduid als ‘and another’ of ‘two others.’ Bij bestudering van de diverse lots valt op dat individuele tekeningen niet willekeurig zijn gegroepeerd, maar dat dit is gedaan aan de hand van stilistische of geografische kenmerken of genre. De Tekening is niet te identificeren als een van de beschreven werken, terwijl ook geen van de groepen tekeningen qua stijl, geografie of genre hiermee overeenkomt. Wel is het opvallend dat meerdere tekeningen uit de Collectie Feldmann afzonderlijk en rond dezelfde periode opduiken in Londen.
Hans Calmann, William Redford en de aankoop van de Tekening door het Rijksmuseum in Amsterdam in 1947
Eind 1946 is de Tekening door professor I.Q. van Regteren Altena gesignaleerd in Londen bij de toonaangevende Joodse kunsthandelaar Hans Maximilian Calmann (1899-1982). Calmann ontvluchtte in 1937 met zijn gezin nazi-Duitsland, vestigde zich in Londen en opende zijn eerste winkel aan 42 St. James’ Place.
Enige tijd later opende Calmann een grotere winkel aan 15 Davies Street. Calmann huurde deze ruimte, die gesitueerd was op de eerste verdieping, van de antiek- en kunsthandelaar Gerald Kerin (1882-1976), die zelf een winkel op de begane grond had gevestigd.
In januari 1947, slechts enkele maanden na de Sotheby’s veiling in Londen, zond Calmann de Tekening, samen met twee andere tekeningen, naar het Museum. Hij deed dit na een verzoek voor bezichtiging van mevrouw L.C.J. Frerichs van het Rijksprentenkabinet. Nadat het Museum had besloten de Tekening te kopen, is de verwerving van de Tekening pas in oktober 1947 afgerond met de betaling van het afgesproken aankoopbedrag van 200 Pond Sterling aan Calmann. Zowel in zijn kas- als inventarisboek wordt de maker van de Tekening door Calmann omschreven als ‘Winkler Master’, verwijzend naar de tekst in de veilingcatalogus van Gilhofer & Ranschburg uit 1934. Calmann noemt in zijn administratie bij de tekening ‘W. Retford’ (met een ‘t’) als de vorige eigenaar van de Tekening. Waarschijnlijk wordt bedoeld William Redford (met een ‘d’), aan wie Calmann refereert in zijn memoires uit 1976.
William (Bill) McIntyre Redford (1912-2004) was een Zuid-Afrikaan die tijdens de Tweede Wereldoorlog in dienst was bij het Britse leger. Na de oorlog ging hij werken bij Gerald Kerin, de antiek- en kunsthandelaar van wie Calmann zijn winkelruimte huurde. Binnen een jaar werd Redford partner in Kerins handel en werkte hij voornamelijk in de vestiging aan Mount Street, om de hoek bij Calmann. Calmann vermeldt in zijn memoires een aantal zakelijke transacties met Redford die tekeningen betreffen. Ook in Calmanns administratie komt de naam ‘Retford’ meerdere keren voor. Het is mogelijk dat Calmann de Tekening in opdracht van Redford heeft verkocht aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Dit verklaart waarom Calmann het werk pas na het afronden van de verkoop in zijn administratie heeft bijgeschreven. Niet duidelijk is geworden hoe de Tekening in het bezit van Redford is gekomen.
In de bedrijfsarchieven van William Redford en Gerald Kerin zijn geen aanwijzingen gevonden waaruit blijkt wie de eigenaar van de Tekening is geweest, voorafgaand aan de in de administratie van Calmann vermelde W. Retford.
De Tekening is na 1947 in de collectie van het Rijksmuseum in Amsterdam gebleven. Bij het opnemen van de Tekening in de collectie is een inventariskaart aangemaakt en is de Tekening bijgeschreven in een inventarisboek. De naam Feldmann wordt in deze bronnen niet vermeld. Op de inventariskaart van het Rijksmuseum in Amsterdam staat als laatste eigenaar de kunsthandelaar H.M. Calmann genoemd, van wie of namens wie het Museum de Tekening in 1947 heeft gekocht.