Spring naar content
Advies inzake Juda Heijman de Vries

Juda Heijman de Vries

Dossiernummer: RC 1.148

Soort advies: Rijkscollectie

Adviesdatum: 2 februari 2015

Periode bezitsverlies:

Oorspronkelijke eigenaar: Particulier

Plaats bezitsverlies: In Nederland

Herberg vol mensen, onbekend

  • Herberg vol mensen, onbekend

Het advies

Bij brief van 20 juni 2014 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) de Restitutiecommissie (hierna: de commissie) verzocht om advies inzake het verzoek van AA (hierna: verzoeker), wonende te BB, van 13 maart 2014 tot teruggave van het schilderij Herberg vol mensen, maker onbekend (hierna: het schilderij). Het schilderij behoort tot het bezit van de Staat der Nederlanden, maar niet tot de collectie Nederlands Kunstbezit (hierna: de NK-collectie), en bevindt zich bij het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem (hierna ook: het NOM). 

Beoordelingskader

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, is er een commissie die tot taak heeft de minister op diens verzoek te adviseren over de te nemen beslissingen op verzoeken om teruggave van cultuurgoederen waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit heeft verloren en die:

a. onderdeel zijn van de NK-collectie; of
b. tot het overig bezit van de Staat der Nederlanden behoren.

Ingevolge het vijfde lid adviseert de commissie over verzoeken als bedoeld in het eerste lid, onder b, en het tweede lid, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

De procedure

Bij brief van 20 juni 2014 heeft de minister de commissie verzocht om advies inzake het verzoek van verzoeker van 13 maart 2014 tot teruggave van het schilderij. Naar aanleiding van het adviesverzoek van de minister heeft de commissie een onderzoek naar de feiten uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een conceptfeitenoverzicht van 6 oktober 2014. Verzoeker en de minister zijn in de gelegenheid gesteld op dit feitenoverzicht te reageren. Verzoeker heeft gereageerd bij e-mail van 20 november 2014. De minister heeft gereageerd bij brief van 4 december 2014. Op 8 december 2014 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaats gevonden. Verzoeker is daar verschenen in persoon, bijgestaan door CC. De minister is verschenen, vertegenwoordigd door DD, beleidsmedewerker, en EE, adviseur rijkscollectie. Namens het NOM is verschenen FF, sectormanager Collecties en Beheer NOM. Bij e-mails van 14 december 2014, 20 januari 2015 en 7 februari 2015 heeft verzoeker nadere reacties gestuurd. Bij brief van 23 januari 2015 heeft de minister een nadere reactie gestuurd.  

Overwegingen

  1. De relevante feiten zijn in het feitenoverzicht van 6 oktober 2014 beschreven. Hier wordt volstaan met de volgende samenvatting. Verzoeker is het enig kind van Juda Heijman de Vries (1900-1943) en zijn echtgenote Jansje (Jenny) Callo (1912-2013). Juda Heijman de Vries woonde aan de Van Riebeeckstraat 5 te Haarlem, was kleermaker van beroep en had een atelier aan de Zijlweg te Haarlem. In de loop van de oorlog is Juda Heijman de Vries ondergedoken op het Wilsonsplein te Haarlem. Tijdens zijn onderduik is hij verraden en gedeporteerd, eerst naar Westerbork en vervolgens naar Sobibor, waar hij op 21 mei 1943 is vermoord.
  2. De aanleiding voor het restitutieverzoek van verzoeker vormden de resultaten van het herkomstonderzoek dat onder auspiciën van de Nederlandse Museumvereniging (hierna: de Museumvereniging) is verricht naar museale collecties in verband met roof, confiscatie of gedwongen verkoop in de periode 1933-1945. De resultaten van dit onderzoek zijn vanaf 29 oktober 2013 weergegeven op de website www.musealeverwervingen.nl, waar het volgende over het schilderij wordt vermeld:
    Conclusie
    Het is niet bekend aan wie het schilderij toebehoorde voordat het in beheer kwam bij het Nederlands Beheersinstituut.
    Toelichting
    Het schilderij is mogelijk afkomstig uit een na de oorlog in beslag genomen vijandelijke boedel. In 1947 heeft het Nederlands Beheersinstituut, Bureau Roerende Goederen van Vijanden en Landverraders, vertegenwoordiging Winterswijk, diverse schilderijen overgedragen aan de Stichting Nederlands Kunstbezit. In de correspondentie met betrekking tot deze overdracht worden twee schilderijen genoemd met de titels ‘Herberg’ en ‘Boerenherberg’. Mogelijk verwijst een van deze twee titels naar dit schilderij. Achterop de lijst van het schilderij staat in zwarte inkt: Van Ostade. In blauw krijt: ‘Haarlem, Walt…, Wil…plein 7’. In rood krijt: ‘Fleij’ of ‘Heij’. Het zou hier mogelijk kunnen gaan om het adres Wilsonplein 7 te Haarlem. Na onderzoek bleek dat de joodse Juda Heijman de Vries (12 september 1900 – 12 mei 1943 Sobibor), kleermaker van beroep op dit adres ondergedoken heeft gezeten. Er zijn geen nadere aanwijzingen gevonden dat Heijman de Vries dit schilderij in bezit heeft gehad.
  3. Naar aanleiding van een publicatie hierover in De Telegraaf van 30 oktober 2013, waarin aandacht wordt besteed aan onder meer het schilderij, heeft verzoeker contact opgenomen met het NOM. Uit de beschikbare correspondentie kan worden afgeleid dat het NOM aanvankelijk heeft toegezegd dat het schilderij aan hem zou worden gerestitueerd maar het is hier later op teruggekomen, omdat het schilderij behoort tot het bezit van de Staat. Verzoeker heeft zich vervolgens gewend tot de minister en verzocht om teruggave van het schilderij.
  4. In twee taxatierapporten van 20 december 2013, opgesteld door GG in opdracht van het NOM, wordt het schilderij als volgt beschreven:
    Niet gesigneerd, mogelijk een volger van Adriaan van Ostade (1610-1685) olieverf op linnen, 71,5x59cm. Leeftijd schilderij 1675-1725. Voorstellende boerenfiguren in interieur, 5 zittende en 9 staande personen w.o. musicerend en rokend. Interieur is gestoffeerd met kruiken, meubels, vuurtestjes w.o. op schappen, hoog aan de wand. Staat van het doek: veel craquelé, diverse plekjes waar de verf missend is, veel schade in de vorm van krassen. Het spieraam vertoont oude sporen van houtworm. Op het spieraam is met zwarte inkt de naam van Ostade aangebracht. Op het spieraam is met blauw krijt Haarlem, JJ, Wilsonplein 7 aangebracht. Het Spieraam bevat ook fragmenten van oude kranten met Franstalige tekst.
  5. In de op verzoek van de commissie ingevulde vragenlijst heeft verzoeker op de vraag naar eventuele herinneringen aan het kunstwerk het volgende geschreven:
    Ik ben geboren in 8/1938 en was destijds 3-4 jaar. Geen herinnering. Mijn moeder zaliger die niet of nauwelijks over de oorlog sprak vertelde wel dat al hun bezittingen gestolen waren. Ze had het ook over een schilderij waarvan ze niet wist wat daarmee gebeurd was.
    Bij de vraag over de omstandigheden waaronder het kunstwerk is verloren, heeft verzoeker geschreven:
    Geen enkele kennis (ik was 3-4 jaar), ondergedoken (alleen) bij boeren in Vijfhuizen.
    Mijn vader (een beroemde voetballer in Haarlem) is verraden door de politie (die kregen fl 25,- per joods hoofd).
  6. Uit het onderzoek door de commissie naar de herkomst van het schilderij is het volgende gebleken. Het schilderij is afkomstig uit het inbeslaggenomen vijandelijk bezit van de Duitser HH. Deze was tijdens de bezetting aangesteld als Verwalter van de ‘joodse’ N.V. Heijman’s Industrie en Handelsonderneming te Groenlo. Toen duidelijk werd dat Duitsland de oorlog ging verliezen week HH uit naar Duitsland. HH zou bij zijn vertrek diverse privébezittingen, waaronder schilderijen, hebben achtergelaten bij de firma Heijmans. Na de bevrijding zou Jacob Meijer Heijman(s) de goederen van HH gedurende ongeveer twee jaar in beheer hebben gehouden. De formele beheerder van de bezittingen van HH was II, een deurwaarder. In februari 1947 heeft het Nederlandse Beheersinstituut te Winterswijk (hierna: NBI) II ontheven van zijn functie, waarna alle bezittingen (gouden en zilveren voorwerpen, schilderijen) zijn uitgeleverd aan het NBI. Op 9 juli 1947 bracht een medewerker van de Stichting Nederlands Kunstbezit (hierna: SNK), F.W. van der Haagen, een bezoek aan het NBI te Winterswijk. Bij dit bezoek zijn 21 (kunst)voorwerpen, waaronder het schilderij, overgedragen van het NBI aan de SNK. Het schilderij is vervolgens op 12 augustus 1947 namens de SNK door Van der Haagen overgedragen aan het NOM. Aangezien het ging om een schilderij afkomstig uit de boedel van HH, en op deze boedel een vordering van “een zekere Heijman te Winterswijk” openstond, heeft het NOM voor het schilderij fl. 120,00 gulden betaald aan het NBI. Het schilderij bevindt zich sinds 1947 in het NOM.

Beoordeling claim

7. Verzoeker heeft gesteld enig erfgenaam te zijn van Juda Heijman de Vries. De commissie heeft te dezen kennisgenomen van de door verzoeker toegezonden stukken, mede op grond waarvan de commissie geen aanleiding ziet te twijfelen aan de status van verzoeker als erfgenaam van Juda Heijman de Vries.

8. Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en het beoordelingskader ziet de commissie zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of in hoge mate aannemelijk is geworden dat het schilderij behoorde tot de eigendom van Juda Heijman de Vries. Indien dit niet het geval is, vervalt immers de basis aan de claim van verzoeker en komt de commissie aan een verdere inhoudelijke beoordeling van het verzoek niet toe.

9. Voordat de commissie echter in zal gaan op de vraag of in hoge mate aannemelijk is geworden dat het schilderij behoorde tot de eigendom van Juda Heijman de Vries, zal zij in het kader van een zorgvuldige advisering ingaan op de opmerkingen van verzoeker over de in het feitenoverzicht opgevoerde bronnen. Verzoeker heeft in onder meer zijn reactie van 20 november 2014 op het feitenoverzicht van 6 oktober 2014 naar voren gebracht dat het onderzoeksrapport grotendeels is gebaseerd op verklaringen en in archiefstukken neergelegde handelingen van personen met, zo vat de commissie het samen, dubieuze motieven, bijvoorbeeld omdat zij Duitser dan wel fout in de oorlog waren, of omdat zij een zeker belang hadden bij het schilderij. De commissie benadrukt dat het doel van het onderzoek is zo veel mogelijk te achterhalen wat relevant kan zijn voor het advies van de commissie. Vanuit het oogpunt van de volledigheid van het onderzoek zou het onjuist zijn om bepaalde bevindingen uit het onderzoek niet op te nemen in het feitenoverzicht, enkel vanwege het feit dat deze bevindingen zijn te herleiden tot personen van twijfelachtige reputatie. Voorts kan er, gelet op het onderwerp van het onderzoek, ook niet aan worden ontkomen dat zodanige bevindingen naar boven komen. De door verzoeker in twijfel getrokken verklaringen en feiten zijn echter niet van belang voor het antwoord op de vraag of in hoge mate aannemelijk is geworden dat het schilderij eigendom was van Juda Heijman de Vries.

10. Overeenkomstig het verslag van de Museumvereniging, heeft het onderzoek van de commissie uitgewezen dat de enige aanwijzing dat het schilderij eigendom zou zijn geweest van Juda Heijman de Vries wordt gevormd door de aantekeningen op de achterzijde van het schilderij. Het gaat dan om de in blauw krijt geschreven aantekening “Haarlem. Walt…., Wil…plein 7” en de in rood krijt geschreven aantekening “Fleij” of “Heij”. Dit laatste zou dan op Juda Heijman de Vries slaan. De commissie kan er echter niet aan voorbij gaan dat, zoals verzoeker zelf heeft gesteld, Heijman de tweede voornaam was van zijn vader. Volgens verklaringen van verzoeker maakte zijn vader in het dagelijks verkeer geen gebruik van de naam Heijman als roepnaam. Ook in geschreven bronnen, zoals twee door verzoeker overgelegde publicaties van de voetbalclub FC Haarlem, wordt de vader van verzoeker aangeduid als Juda de Vries. Gelet hierop ligt het volgens de commissie niet voor de hand dat de aantekening “Heij” zou verwijzen naar Juda Heijman de Vries. Evenmin kan de commissie er aan voorbij gaan dat uit het onderzoek is gebleken dat de herkomstgegevens erop wijzen dat het schilderij afkomstig is uit het voormalig bezit van HH, tijdens de oorlog Verwalter van de firma Heijmans. Het lijkt dan ook aannemelijker dat de aantekening verwijst naar Heijmans te Groenlo en dat deze is aangebracht in verband met het beheer door de N.V. Heijmans en Jacob Meijer Heijmans van HHs bezittingen tussen 1945 en 1947.

11. Wat betreft de aantekening “Haarlem. Walt…., Wil…plein 7” overweegt de commissie als volgt. Dat hiermee wordt gedoeld op het adres Wilsonsplein 7 te Haarlem acht de commissie vrijwel zeker. In Haarlem waren en zijn geen andere pleinen waarvan in de naam de letters “Wil” voorkomen. Ook de omschrijving van het schilderij in de taxatierapporten van 20 december 2013 gaat daar vanuit, zij het met een kleine verschrijving. Voorts is uit het onderzoek naar voren gekomen dat Juda Heijman de Vries ondergedoken heeft gezeten op het Wilsonsplein te Haarlem. Dat het hierbij gaat om Wilsonsplein 7 is mogelijk maar is uit het onderzoek niet komen vast te staan.
De commissie wijst daarnaast op resultaten van onderzoek in objectieve en niet betwistbare bronnen als vele advertenties in onder andere het Algemeen Handelsblad en d Haarlemse Courant in de jaren na 1940. Deze hebben betrekking op het te koop aanbieden van schilderijen met omschrijvingen als “van oude meesters” en “uit de Romantische School” en dergelijke, een en ander als in het onderzoeksrapport omschreven. Hieruit is naar voren gekomen dat op het adres Wilsonsplein 7 tijdens de bezetting en daarna een kunsthandel was gevestigd met de naam De Torenvalk. Deze kunsthandel werd als eenmanszaak gedreven door JJ en deze persoon had op dit adres tevens zijn privé-adres. Nog los van het feit dat niet is komen vast te staan dat het onderduikadres van Juda Heijman de Vries was gevestigd op nummer 7, acht de commissie het aannemelijk dat de aantekening “Haarlem. Walt…., Wil…plein 7” verwijst naar de hiervoor genoemde JJ. Opmerking verdient dat er aan het Wilsonsplein twee nummers 7 zijn gevestigd. Wanneer er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat het onderduikadres was gevestigd op één van die nummers 7, dan acht de commissie het niet waarschijnlijk, dat Juda Heijman de Vries dit adres, dat als onderduikadres per definitie geheim moest blijven, op de achterkant van het schilderij zou (doen) schrijven. Bovendien zou dan de vermelding van “Walt….” onverklaard blijven. Dit een en ander brengt mee dat nader onderzoek naar de geschiedenis en personen van Wilsonsplein nummer 7 achterwege kan blijven.

12. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat niet in hoge mate aannemelijk is geworden dat het schilderij in eigendom heeft toebehoord aan Juda Heijman de Vries. Zoals hiervoor al is vermeld, vervalt hiermee de basis aan de claim van verzoeker. Gelet hierop kan de commissie verzoeker dan ook niet volgen in zijn standpunt, zoals onder meer naar voren gebracht in zijn reactie van 20 november 2014 en tijdens de hoorzitting op 8 december 2014, dat, aangezien het hier om roofkunst gaat en de minister heeft aangegeven geen belang te hechten aan het bezit van het schilderij, er geen bezwaren kunnen zijn om tot teruggave aan verzoeker te adviseren aan de minister. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan de commissie niet adviseren het schilderij aan verzoeker terug te geven, indien niet in hoge mate aannemelijk is geworden dat het schilderij in eigendom heeft toebehoord aan Juda Heijman de Vries.

Conclusie

De Restitutiecommissie adviseert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot afwijzing van het verzoek van AA tot teruggave van het schilderij Herberg vol mensen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 februari 2015 door W.J.M. Davids (voorzitter), J.Th.M. Bank, R. Herrmann, E.J. van Straaten, I.C. van der Vlies (vice-voorzitter), en ondertekend door de voorzitter.

(W.J.M. Davids, voorzitter)