Overwegingen
1. Verzoeker is geboren op [..] in DD, een stad die in het Interbellum tot de Poolse staat behoorde en toen EE genoemd werd. Verzoeker stelt dat het thans geclaimde schilderij tot 1939 in eigendom toebehoorde aan zijn vader, graaf Stanisław Tomasz August hr. Krasicki z Siecina h. Rogala (1906-1977). De commissie heeft geen reden te twijfelen aan de status van verzoeker als rechthebbende in het kader van dit restitutieverzoek.
2. De relevante feiten zijn in het onderzoeksrapport van 20 februari 2017 beschreven. In de volgende overwegingen wordt volstaan met een samenvatting
De familie Krasicki
3. Verzoeker stamt uit een adellijke Poolse familie. Een door verzoeker toegestuurde stamboom gaat terug tot halverwege de 18e eeuw. De grootvader van verzoeker was graaf August Konstanty Ksawery Hr. Krasicki h. Rogala (1873 Bachórzcu -1946 Kraków). Hij was getrouwd met Izabela Hr. Wodzicka z Granowa h. Leliwa (1882-1966). Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren, onder wie de vader van verzoeker, de in overweging 1 genoemde Stanislaw Krasicki. Stanislaw werd geboren te Lesko in de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Op 12 juni 1930 trad hij in Lwów in het huwelijk met Jadwiga Maria Ewa hr. Bielska z Olbrachcic h. Jelita (1905-2000). Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, te weten verzoeker en Andrzej Stanisław Edmund (1933-2011).
4. Het rivierdorp Lesko in Oost-Galicië maakte voor 1918 als ‘Lisko’ deel uit van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Sinds het begin van de negentiende eeuw bezat de familie Krasicki het ‘kasteel van Lesko’, de plaatselijke burcht gelegen aan de rivier San. Het kasteel vormde het sociale en intellectuele centrum van de regio, waarin de grootvader van verzoeker niet alleen politiek actief was, maar ook als botanisch onderzoeker bekendheid verwierf.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) trokken Russische troepen – in oorlog met de Habsburgse monarchie – door Lesko. Het kasteel werd daarbij niet ontzien. Russische soldaten plunderden de kasteelkamers en vernietigden het interieur, waarna zij het gebouw in brand staken. Delen van de waardevolle inboedel, het archief en de bibliotheek waren echter tijdig in veiligheid gebracht, waardoor zij grotendeels gespaard bleven. Na de ‘Grote Oorlog’ werd het kasteel herbouwd door August Krasicki.
In september 1939 werd het dorp Lesko, dat inmiddels deel uitmaakte van de Poolse Republiek, opnieuw getroffen door oorlogsgeweld. De inval van het Rode Leger op 17 september in oostelijk Polen, dat al sinds 1 september in het westen een strijd op leven en dood voerde met Nazi Duitsland, kwam zo onverwacht en ging gepaard met zoveel wetteloosheid dat de waardevolle kunstcollectie en meubels van kasteel Lesko niet tijdig in veiligheid waren gebracht en ten prooi vielen aan plundering. August Krasicki, de laatste graaf Krasicki die het kasteel bewoonde, wist met zijn familie te ontkomen.
5. Naast het kasteel in Lesko bezat de familie Krasicki landhuizen in Bachórzec, Dubiecko en Stratyn. Het landgoed Stratyn was in bezit van de familie Krasicki gekomen via de echtgenote van Ignacy Adam Hr. Krasicki (1767-1844), die het als bruidsschat in haar huwelijk ontving. Via een aantal overervingen kwam het uiteindelijk in bezit van August Krasicki.
Volgens de Poolse historicus professor Roman Aftanazy (1914-2004), die onder de titel Dzieje rezydencji na dawnych kresach Rzeczypospolitej een elfdelig werk heeft samengesteld en geschreven over de geschiedenis van 1500 paleizen en herenhuizen en hun eigenaren in de oostelijke gebieden van Polen, zou zich in het landhuis Stratyn een kostbare bibliotheek hebben bevonden, alsmede een collectie van ongeveer 200 schilderijen van voornamelijk buitenlandse meesters. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zou het landhuis zijn verwoest en de zich daarin bevindende collecties vernietigd, ‘(…) behalve een klein aantal familieportretten die eerder naar het hoofdverblijf van de Krasicki familie in Lesko waren gebracht’. Nadat het landhuis was verwoest, diende het personeelsverblijf als woonhuis, aldus Aftanazy.
6. Ten tijde van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd Stratyn bewoond door Stanislaw en zijn familie, onder wie verzoeker. Over de gebeurtenissen in 1939 verklaarde deze: ‘In 1939 my father went to War, my mother and younger brother stayed in the manor at “Stratyn”, when the news come that Russians were invading Poland from the east, my mother was advised by local police to leave as our lives were in danger, we did immediately, leaving everything behind. It is reasonable to assume that the primary looters were local Ukrainians, who were hostile to all things Polish. Some days after our departure Russians arrived and completed what was left after the Ukrainian looting. Presumably this portrait was then sold or confiscated by that Dutch collaborator from Ukrainians, when germans invaded Russia in 1941 and occupied that part of Poland.’
Het geclaimde schilderij
7. Het schilderij Portret van een officier door J.F.A. Tischbein maakt als NK 1715 deel uit van de NK-collectie. Bureau Herkomst Gezocht (hierna: BHG) vermeldt de volgende herkomstreconstructie van het schilderij op haar website (www.herkomstgezocht.nl):
1944-04-03 |
P.N. Menten (collectie), Aerdenhout
ICN inventariskaart; Archief SNK nr.435, 865; Bundesarchiv Koblenz B323 nr.575 |
|
H. Posse
Archief SNK nr.435, 865 |
|
A. Hitler
ICN inventariskaart; Archief SNK nr.435, 865 |
1944-04-03 |
Führermuseum (museum), Linz
Bundesarchiv Koblenz B323 nr.575 |
Daarnaast vermeldt BHG:
De herkomstgegevens zijn niet sluitend. Het is onbekend wanneer en van wie P.N. Menten het schilderij heeft verworven.
P.N. Menten keerde in 1943 uit het Poolse, door de Duitsers bezette, Lemberg terug met ‘drie wagonladingen bezittingen’. Het behoort daarom tot de mogelijkheden dat dit schilderij een Poolse herkomst heeft. P.N. Menten werd in 1980 veroordeeld wegens oorlogsmisdaden in Polen.
8. Wie de geportretteerde officier op NK 1715 is, vermeldt de herkomstreconstructie van BHG niet. Verzoeker stelt in zijn restitutieverzoek dat het gaat om een voorvader van hem:
‘This painting is in fakt an ancestor, Jan Krasicki, major of cavallery, one of the first recipants of “virtuti Milittari”, highest Polish decoration for valour (…) This decoration is clearly visible in the painting, the light and dark blue ribbon hanging on his brest.’
Uit de door verzoeker toegestuurde familiestamboom blijkt dat deze Jan Krascicki (1763-1830) een broer van de oudvader van verzoeker is. De Virtuti Militari is de hoogste onderscheiding voor militaire moed in Polen en werd in juni 1792 in het leven geroepen, vlak voor de Tweede Poolse Deling. Majoor der Cavalerie Jan Krasicki was een van de eerste militairen die de onderscheiding in 1792 ontvingen.
9. Volgens verzoeker hing het schilderij vroeger bij hen thuis in Stratyn:
‘As a child I well remember number of portraits adorning the walls of main dining room in Stratyn. The portrait was displayed there. My father often pointed it out to me stressing the fact that he was national hero, one of the 1st recipants of “Virtuti Militari”, Poland, highest cross for valour in battle.’
Later voegde hij hier aan toe:
‘Jan Krasicki was land owner and Polish “Szlachcic” or nobelman, Polish patriot and fighter for Independence against Russian Tsarist occupation of his native land. This painting together with other family members was displayed on the walls of our dining room in “Stratyn”. As a background, you should be aware that we as children were brought up to be very patriotically minded, as were all Poles. Poland over the centuries was subject to many foreign invasions and occupations, it never accepted subjugation and ferociously fought for its independence, which was greatly valued. Any citizen who took part in these wars was greatly admired, venerated and honoured. I well remember my father pointing to me Jan’s portrait as one of these brave and noble fighters for independence of which our family should be proud. This always stayed in my memory, although it happened so many years ago.’
10. Verzoeker heeft zijn restitutieverzoek ingediend mede door toedoen van de Communi Hereditate, een Poolse stichting die tot doel heeft om Pools cultureel erfgoed te documenteren en te beschermen. Deze stichting heeft een verslag gepubliceerd waarin het schilderij centraal staat. De auteur van dit verslag, Marius Pilusz, beschrijft hoe hij het schilderij aantrof op de website van BHG. Korte tijd daarna vond Pilusz in deel 8 van de hiervoor in overweging 5 genoemde boekenserie van Aftanazy bij toeval een foto van het interieur van het kasteel in Lesko. Op deze foto, die dateerde van voor 1914, was een portret te zien dat een kopie leek van het thans geclaimde schilderij. Nader onderzoek bracht Pilusz tot de conclusie dat het portret aan de muur van kasteel Lesko was geschilderd door Joseph Pitschmann (1758-1834), die in de periode 1794-1806 in Lemberg had gewoond. Dit portret bevindt zich vandaag de dag in het Nationaal Museum in Warschau. In zijn verslag concludeert Pilusz dat hij op grond van nader onderzoek tot de conclusie is gekomen dat het door Pitschmann geschilderde werk een kopie is van het origineel door Tischbein.
11. In het archief van het Nationaal Museum in Warschau is nader onderzoek verricht naar dit portret door Pitschmann. Op de achterkant ervan wordt de naam van Jan Krasicki vermeld. Uit aangetroffen documentatie kan worden afgeleid dat dit portret op 31 januari 1948 arriveerde in het Nationaal Museum als onderdeel van een collectie schilderijen, verpakt in negen kisten, afkomstig uit Kraków. Op een door het museum opgesteld protocol is een lijst van de betreffende werken weergegeven en is aangegeven dat het om werken ging ‘Uit de collectie van de Krasicki’s’.
Onder de werken op de lijst bevindt zich de volgende omschrijving :
Jan Krasicki z Baranowa Pitschman olieverf doek 70×60 gesneden
In het archief is tevens een kwitantie aangetroffen uit 1948, waarop als onderwerp is vermeld ‘30 schilderijen volgens bijgevoegde specificatie / ingekocht magazijn’ en als ‘persoon die de aanvraag indient’: ‘Krasicki Ksewery, ul. Sienkiewicza 3a m.4’.
Hieruit kan worden afgeleid dat het portret door Pitschmann in 1948 aan het Nationaal Museum is verkocht door Ksawery Franciszek Krasicki (1911-1999), een oom van verzoeker.
Betrokkenheid Pieter Menten
12. Opvallend in de door BHG opgestelde herkomstreconstructie is de vermelding dat het geclaimde schilderij afkomstig is uit het bezit van Pieter Menten (1899-1987). Zoals de herkomstreconstructie vermeldt, is Menten in 1980 veroordeeld wegens medeplichtigheid aan een massamoord op joodse inwoners van het Galicische dorp Podhorodce op 7 juli 1941. In de periode 1977-1979 heeft een driekoppige onderzoekscommissie, onder leiding van de historicus prof. dr. I. Schöffer, in opdracht van de Nederlandse regering onderzoek verricht naar Menten. Dit heeft geresulteerd in een vuistdik eindrapport, het ‘Rapport Menten’.
13. Uit onder meer dit rapport kan het volgende worden afgeleid. Menten vestigde zich kort na de Eerste Wereldoorlog als zakenman in Polen, eerst in Danzig en Warschau, uiteindelijk in Lwów. Naast zijn gewone werk, ontwikkelde Menten zich tot handelaar in kunst en antiek. Hij werd daarbij geadviseerd door zijn broer Dirk Menten. Na het binnenvallen van het Rode Leger in Polen in september 1939 vluchtte Menten via Lwów naar Kraków. Tot zijn vertrek uit Polen, begin 1943, zou hij aldaar blijven wonen. Vanuit Kraków zette Menten zijn activiteiten als kunstinkoper voort. De Duitse verovering van Oost-Galicië in de zomer van 1941 en de inlijving van dit landsdeel in het Generaal-gouvernement (het door de Nazi’s bezette centrale deel van Polen) stelde Menten in staat om weer af te reizen naar Lemberg, onder meer om zijn kunstbezit uit te breiden. De goede relaties die Menten intussen had aangeknoopt met dr. Eberhard Schöngarth, de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und Sicherheitsdienst in het Generaal-gouvernement, kwamen Menten daarbij goed van pas. In deze periode was Menten ook actief als SS Hauptscharführer in een Einsatzgruppe zur besonderen Verwendung die onder leiding stond van deze Schöngarth. Het was in die tijd dat Menten betrokken is geweest bij de executie van vele joden in het dorp Podhorodce en hoogstwaarschijnlijk eveneens in het nabijgelegen Urycz.
14. Het vergaren van kunst door Menten in de periode 1941-1943 is goed gedocumenteerd. Menten beperkte zich in geografische zin niet tot Lemberg maar deed bijvoorbeeld ook Kiev en Riga aan. Een precies overzicht van de door Menten in deze periode verworven kunst en andere goederen ontbreekt echter.
In januari 1943 werd Menten op last van Heinrich Himmler gedwongen het Generaal-gouvernement te verlaten. Het echtpaar Menten keerde terug naar Nederland en vestigde zich te Aerdenhout. Het echtpaar bracht uit Polen elf koffers en vier wagons van de Duitse spoorwegen mee, gevuld met kunst en waardevolle voorwerpen. Een door de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen te Haarlem op 9 februari 1943 opgesteld overzicht van de goederen, die Menten vanuit Kraków had meegenomen, vermeldt 87 schilderijen, maar deze worden niet met naam genoemd.
Op 3 april 1944 verkocht Pieter Menten het geclaimde schilderij aan de Sonderauftrag Linz voor een bedrag van NLG 3000, zoals BHG vermeldt in de herkomstreconstructie. Bij haar eigen onderzoek heeft de commissie gegevens aangetroffen die deze transactie bevestigen. Het schilderij is na de oorlog naar Nederland gerecupereerd.
Tot slot dient vermeld te worden dat bij het onderzoek in het archief van de Stichting Nederlands Kunstbezit een foto is aangetroffen van het huidige NK 1715 met op de achterzijde de aantekening ‘F. Tischbein / D. Menten’. Door wie deze aantekening is gemaakt is onbekend.