Deze zaak symboliseert voor de commissie in zekere zin de essentie van haar werk. Om die reden is het schilderij waar het hier om gaat, het 17e eeuwse paneel Stilleven met gerookte haring, oesters en rookgerei van de hand van Floris van Schooten (NK 1644), op de voorkant van Verslag 2003 afgebeeld. Naar aanleiding van een verzoek tot teruggave van 1 augustus 2002 van de erven van de oorspronkelijke eigenaar verzocht de Staatssecretaris van Cultuur de Restitutie Commissie bij brief van 12 september 2002 om advies. De commissie verzocht hierop onderzoeksbureau Bureau Herkomst Gezocht een onderzoeksrapport op te stellen. Een medeauteur van Betwist Bezit, tevens medewerker van dit bureau, had aan de herkomstgeschiedenis van het schilderij in genoemd boek al ruimschoots aandacht besteed. Het onderzoek kon daardoor in relatief korte tijd worden afgerond.
De herkomstgeschiedenis van het stilleven van Van Schooten leert dat de eigenaar het paneel omstreeks 1930 aankocht en het in het begin van de oorlog in verband met zijn joodse achtergrond onderbracht bij een kennis om het zo uit handen van de bezetter te houden. In 1943 zag hij zich alsnog genoodzaakt het paneel te verkopen voor een bedrag van 12.500 NLG via een tussenpersoon aan een Duitse of Oostenrijkse koper. Zijn verklaring hierover tegenover de naoorlogse autoriteiten – bevestigd door getuigen – luidt: “Daar ik in 1942 als Jood praktisch niet meer over geld kon beschikken, was ik gedwongen door bemiddeling van den Heer L. een stilleven van Floris van Schooten, dat ik had laten onderduiken, naar Duitsland te verkopen. De opbrengst dacht ik nodig te hebben om naar Engeland uit te wijken, wat mij echter niet mocht gelukken.” Na de bevrijding werd het stilleven van Van Schooten in Duitsland opgespoord en door de Nederlandse Recuperatieautoriteiten naar Nederland teruggehaald. De eigenaar probeerde vervolgens tot vijf keer toe, in 1947, 1948, 1955, 1964 en 1973, het schilderij van de Nederlandse overheid terug te krijgen, telkens zonder succes. In 1947 en 1948 ketste het verzoek af op de eis dat hij het schilderij voor het volledige verkoopbedrag diende terug te kopen, een bedrag dat hij na de oorlog niet kon opbrengen. In 1955, 1964 en 1973 bood hij vervolgens aan het schilderij terug te kopen voor het volledige verkoopbedrag, maar dit aanbod werd steeds afgewezen. De reden voor deze afwijzing was dat het schilderij “..thans een bestemming [heeft] gekregen in één van de musea” en “..dat het wenselijk is dat het schilderij van Van Schooten voor het Rijk behouden blijft”.
In de vergadering van 24 april 2003 stelde de Restitutie Commissie haar advies in deze zaak vast. Zij oordeelt dat het bezitsverlies tijdens de oorlog aangemerkt dient te worden als onvrijwillig. Het herhaalde aanbod van de eigenaar om het schilderij terug te kopen moet volgens de commissie worden gezien in het licht van pogingen om het schilderij weer in zijn bezit te krijgen, en mag niet worden uitgelegd als een afzien van aanspraak op teruggave zonder terugbetaling. Evenmin acht de commissie een reden aanwezig om bij teruggave van het schilderij tot enige terugbetaling van de destijds ontvangen verkoopprijs te besluiten. Zij overweegt hieromtrent dat van een vrije beschikking over de in 1943 verkregen gelden geen sprake zal zijn geweest, aangezien de eigenaar genoodzaakt was de opbrengst van het schilderij aan te wenden voor de bekostiging van een (mislukte) vluchtpoging en hij bovendien een bedrag had moeten betalen ter voorkoming van transport naar een vernietigingskamp (zogenaamde “Sperrung”). Concluderend adviseert de commissie om het Stilleven met gerookte haring, oesters en rookgerei van Floris van Schooten terug te geven aan de erven van de oorspronkelijke eigenaar.
De staatssecretaris nam dit advies over en besloot op 12 juni 2003 tot teruggave van het schilderij aan de erven van de oorspronkelijke eigenaar.