Beoordeling claim
9. Verzoekers hebben bij brief van 8 januari 2015 aangegeven dat hun verzoek ook betrekking heeft op de door NN op 14 april 1997 aan het Museum geschonken houten koffer met een set van twee katoenen zeilen. De minister heeft er bij brief van 23 januari 2015 mee ingestemd dat het advies van de commissie ook hier betrekking op heeft.
10. Verzoekers hebben gesteld erfgenamen te zijn van Witmond. De commissie heeft kennisgenomen van de door verzoekers toegezonden verklaringen van erfrecht, op grond waarvan de commissie geen aanleiding ziet te twijfelen aan de status van verzoekers als erfgenamen van Witmond.
11. Op grond van de door verzoekers en de minister aangeleverde gegevens en de resultaten van het door de commissie zelf verrichte onderzoek, is het naar het oordeel van de commissie in hoge mate aannemelijk dat ten tijde van het gestelde onvrijwillige bezitsverlies Witmond de eigenaar was van de ijstjotter. De commissie verwijst hiervoor naar de feiten zoals weergegeven onder 2, 3 en 4.
Voorts moet dit bezitsverlies naar het oordeel van de commissie worden aangemerkt als onvrijwillig. Op grond van meerdere verklaringen zoals opgenomen in het conceptfeitenoverzicht ging het immers om diefstal, hetgeen het bezitsverlies per definitie onvrijwillig maakt. De precieze datum van deze diefstal kan niet met zekerheid worden vastgesteld maar deze heeft waarschijnlijk in 1943 of 1944 plaatsgevonden. Toen had Witmond, als gevolg van de Duitse bezetting, hoogstwaarschijnlijk Monnickendam al moeten verlaten en waarschijnlijk was hij al vermoord in Sobibor. De diefstal van de ijstjotter in deze periode uit het bezit van de joodse Witmond, gepleegd door een N.S.B.‑er kan naar het oordeel van de commissie worden toegerekend aan omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime.
12. Aangezien de commissie over dit verzoek adviseert naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, komt zij thans toe aan de afweging van de betrokken belangen.
De commissie neemt het volgende in aanmerking. Witmond was de oudoom van verzoekers. Hoewel niet alle gerechtigden tot de nalatenschap van Witmond op dit moment bekend zijn, ziet het verzoek derhalve op teruggave aan familieleden van Witmond van een cultuurgoed dat in ieder geval sinds 1908 maar hoogstwaarschijnlijk langer in het bezit van de familie Witmond was, tot aan het moment van de diefstal. Voorts hebben nabestaanden van Witmond, met hulp van derden, sinds de oorlog diverse pogingen ondernomen om het bezitsverlies aan de orde te stellen bij het Museum. Naar het oordeel van de commissie komt op grond hiervan aan het belang van verzoekers bij teruggave groot gewicht toe.
Hoewel de minister te kennen heeft gegeven dat de ijstjotter zowel voor de collectie van het Zuiderzee museum als voor de rijkscollectie van bijzonder belang is, dient, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, het belang van verzoekers bij teruggave van de ijstjotter zwaarder te wegen dan het belang van de Staat bij behoud van de ijstjotter voor de rijkscollectie.