Afwijzing Kiev-claim Koenigs-collectie
Artikel23 juni 2014
De Restitutiecommissie adviseert minister Bussemaker van OCW om een claim op een deel van de Koenigs-collectie dat in 2004 uit Kiev, Oekraïne is gerecupereerd, af te wijzen.
Op 7 december 2020 heeft de Commissie evaluatie restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog, de commissie-Kohnstamm, met het advies Streven naar rechtvaardigheid gepleit voor een herijking en intensivering van het restitutiebeleid, onder meer door aanpassing van het beoordelingskader.
In vervolg op de aanbevelingen van de commissie Kohnstamm van 7 december 2020 (i) heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Instellingsbesluit Restitutiecommissie per 22 april 2021 vervangen door een nieuw Instellingsbesluit. Net als tot dusverre brengt de Restitutiecommissie advies uit aan de minister, als de Staat de huidige bezitter van het cultuurgoed is, en geeft de Restitutiecommissie een bindend advies als een ander dan de Staat de huidige bezitter is. Dit nieuwe Instellingsbesluit omvat nu voor beide soorten gevallen het volledige kader waarlangs de Restitutiecommissie de verzoeken beoordeelt. Dit beoordelingskader bevat drie criteria: oorspronkelijke eigendom, onvrijwillig bezitsverlies en goede trouw bij de verwerving.
Is de Staat de bezitter van het cultuurgoed, dan gelden alleen de eerste twee criteria. Is daaraan voldaan, dan adviseert de Restitutiecommissie de minister tot restitutie zonder voorwaarden.
Is een ander dan de Staat de bezitter, dan wordt ook naar het derde criterium gekeken: goede trouw bij de verwerving. Als voldaan is aan de vereisten van oorspronkelijke eigendom en onvrijwillig bezitsverlies en deze bezitter niet te goeder trouw was (of zich niet op goede trouw wil beroepen), dan volgt restitutie zonder voorwaarden.
Was deze bezitter wel te goeder trouw, dan besluit de Restitutiecommissie óf tot restitutie zonder voorwaarden óf tot een bemiddelende oplossing. Bij die bemiddelende oplossing kunnen alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, mits steeds voldaan wordt aan de verplichting van principe 8 van de Washington Principles “to achieve a just and fair solution, recognizing this may vary according to the facts and circumstances surrounding a specific case”.
Er geldt een overgangsregeling voor verzoeken die al bij de Restitutiecommissie in behandeling zijn. Is de Staat de huidige bezitter, dan wordt het nieuwe beoordelingskader toegepast als blijkt dat de verzoeker het daarmee eens is. Is een ander dan de Staat de huidige bezitter, dan wordt het nieuwe beoordelingskader alleen toegepast als beide partijen het daarmee eens zijn. Voorts geldt een beperkte mogelijkheid tot nieuwe beoordeling van reeds afgedane verzoeken.
De Restitutiecommissie heeft bovendien haar werkwijze aangepast en opgenomen in een nieuw Reglement. De nieuwe werkwijze van de Restitutiecommissie houdt in dat zij de communicatie met verzoekers zal intensiveren op de volgende manieren:
Voor verdere informatie kunt u terecht bij het secretariaat van de Restitutiecommissie (info@restitutiecommissie.nl / 070-3765992)
Reglement werkwijze Restitutiecommissie
Werkwijze RC en ECR ivm het feitenonderzoek
Blijf op de hoogte van alle nieuwe adviezen en ontwikkelingen binnen de Restitutiecommisse
Actueel
23 juni 2014
De Restitutiecommissie adviseert minister Bussemaker van OCW om een claim op een deel van de Koenigs-collectie dat in 2004 uit Kiev, Oekraïne is gerecupereerd, af te wijzen.
25 augustus 2022
De Restitutiecommissie heeft de Staatssecretaris Cultuur en Media geadviseerd een verzoek om teruggave van de tekening Huwelijk van Tobias en Sara door Pieter Coecke van Aelst toe te wijzen.
9 november 2023
De RC adviseert de Staatssecretaris Cultuur en Media om het schilderij God verschijnt aan Abraham te Sichem door Moeyaert te restitueren aan de erfopvolger van Herman Hamburger. Op grond van onderzoek door het Expertisecentrum Restitutie (ECR) oordeelt de commissie dat het in hoge mate aannemelijk is dat het schilderij sinds 1936 onderdeel uitmaakte van de particuliere collectie van de Joodse kunsthandelaar en -verzamelaar Herman Hamburger. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat Hamburger het bezit van het schilderij onvrijwillig heeft verloren als gevolg van omstandigheden die direct verband houden met het naziregime.