DEN HAAG – 7 mei 2010. De Restitutiecommissie heeft de staatssecretaris van OCW advies uitgebracht over vijf claims op roofkunst. Drie adviezen houden een toewijzing in, twee een afwijzing.
Het eerste advies (RC 1.96) betreft het schilderij Allegorie op de aarde en het water van Jan Brueghel I. Dit kunstwerk wordt geclaimd door de Max Stern Estate, een stichting die drie universitaire instellingen in Canada en Israël ondersteunt. Allegorie op de aarde en het water was oorspronkelijk in bezit van de joodse kunsthandelaar Max Stern uit Düsseldorf. Tijdens het naziregime kreeg Stern een beroepsverbod opgelegd en werd zijn bedrijf opgeheven. In 1937 vluchtte Stern, na betaling van een groot bedrag aan zogenaamde ‘vluchtbelasting’, naar Engeland, waarna hij zich in 1940 in Canada vestigde. Sterns handelsvoorraad werd deels geveild op een zogenaamde Judenauktion en deels geconfisqueerd door de Gestapo. Daarnaast zijn kunstwerken verkocht om de vlucht van Stern en zijn familie te financieren. De commissie heeft de exacte omstandigheden van het bezitsverlies van Allegorie op de aarde en het water niet kunnen achterhalen. In haar advies werkt de commissie de verschillende mogelijkheden uit, op basis waarvan zij concludeert dat het bezitsverlies van het geclaimde schilderij door Max Stern onvrijwillig was en een gevolg van omstandigheden die direct verband houden met het naziregime.
Het tweede advies (RC 1.104) betreft een Perzisch medaillontapijt dat wordt geclaimd door familie van Samuel van den Bergh en door familie van Daniel Wolf. Van den Bergh en Wolf waren beiden succesvolle ondernemers van joodse afkomst. In de oorlog werden hun landhuizen in Wassenaar door de bezetter gevorderd. Beide inboedels werden in beslag genomen, samengevoegd en verscheept naar Duitsland. Hoewel vaststaat dat het geclaimde tapijt afkomstig is uit een van de twee boedels, blijkt het niet meer mogelijk te achterhalen uit welke. De commissie meent in dit bijzondere geval dat het tapijt teruggegeven moet worden aan beide families, elk voor een gelijk aandeel. Dit sluit aan bij het gezamenlijke optreden van beide families tijdens de procedure. Verzoekers zijn het erover eens dat in onderling overleg een bestemming voor het tapijt of de opbrengst daarvan wordt gezocht.
De derde zaak waarin de commissie een toewijzing adviseerde (RC 1.109), heeft betrekking op het schilderij Nederlands stadsgezicht van A. Eversen. Het is afkomstig uit het bezit van Joseph Stodel, een joodse diamantair uit Amsterdam. Stodel overleed in 1941, waarna zijn nalatenschap onder beheer kwam van een door de bezettingsautoriteiten aangestelde Verwalter. Deze beheerder heeft voor bijna 100.000 NLG aan voorwerpen uit de boedel van Stodel laten veilen, waaronder het schilderij van Eversen. Het werk werd aangekocht voor de collectie van Adolf Hitler. Ook in deze zaak is aan de voorwaarden voor restitutie voldaan; de commissie adviseerde de staatssecretaris daarom tot teruggave van het werk aan de erven.
In de claims Zadick (RC 1.100) en Rosenberg (RC 1.105) bracht de commissie een afwijzend advies uit. Bij haar onderzoek naar de geclaimde kunstvoorwerpen – het schilderij Schepen bij een kust van Govert van Emmerik respectievelijk een commode in régencestijl – heeft de commissie onvoldoende aanwijzingen gevonden om te concluderen dat de bewuste objecten in bezit zijn geweest van de gestelde oorspronkelijke eigenaren.
De Restitutiecommissie
Sinds januari 2002 adviseert de Restitutiecommissie de minister van OCW over claims op cultuurgoederen in bezit van de rijksoverheid. Daarnaast kan de Restitutiecommissie een bindend advies uitbrengen over een geschil tussen twee partijen over een cultuurgoed dat niet in het bezit is van de rijksoverheid.
Relevante adviezen: